Mijn Klein Paradijs

Zie, de egel waggelt langs het hek, van de bossage naar de uitgebloeide meidoonhaag. Het setje zwaluwen is bezig met renovatie van het nest onder de dakrand om een tweede leg voor te bereiden. Het koolmeesje maakt ruzie met het roodborstje op de rand van de waterbak, wie mag er het eerst in. De merel hipt over het gazon en verschalkt een worm, denk ik, en verdwijnt in de klimophaag. Blauwe en gele libellen cirkelen boven de vijver. Een dikke – turbo – libelle waarvan ik het merk niet weet, raast er als een gevechtsvliegtuig doorheen.

Ik slenter naar het achterste deel van de tuin, ja slenteren want het is een tuin van 2200 vierkantemeter en dan kun je er een dorpsommetje van maken. Kijk, weer een molshoop. Dat geeft niet want die blijft in het afgebakende gebied waar de hond niet komen mag. En dat bespaart mij weer de moeite van het zetten van een mollenklem. Ja, de duizendschonen hebben klappen van de stortregens gehad en de goudsbloenen en margrieten ook. De papavers zijn uitgebloeid, wat rest zijn verdorde skeletten met knoppen die zo dadelijk de zaadjes zullen uitstorten.

Ik heb drie hoekjes met brandnetels, waardplanten voor vlinders. En een joekel van een vlinderstruik. Kijk ze toch fladderen, de atalanta, dagpauwoog, de gekartelde aurelia, het muntvlindertje en natuurlijk de koolmees. En bijen, niet bij te houden wat er hier rond hangt, niks bijenhotel uit het tuincentrum, het is hier een asielcentrum voor alle bijen. De zonnebloemen hebben last van luizen, maar zie, daar zijn de commando’s gecamoufleerd als lieveheersbeestjes al bezig met een aanval.

Ik doe niks bijzonders aan de tuin, wat onkruid wieden, wat koemestkorrels, wat snoeien, wat water geven (ho, ho, uit de regenton en de vijver). Ja, ik heb een berg tegels verwijderd, want wethouder Stefan van Keijzerswaard en raadslid Linda Visser willen dat en als die dat willen moet je het maar gewoon doen. Maar ja, ik had die ruimte ook nodig voor een terras van 40 vierkante meter van gevlinderd beton maar wel met een afdak met regenton – de tweede! – om geen water te verspillen.

Ik hoef nergens heen. Gewoon gelukkig in Mijn Klein Paradijs, Mijn Hemelrijkje

Berto Merx